Een LIDAR-sensor oftewel Light Detection And Ranging, werkt in tegenstelling tot een radar niet met radiogolven maar met laserstralen. Het werkingsprincipe is echter zeer goed te vergelijken. De LIDAR heeft, net zoals een radar en ultrasone sensor ook een transceiver (transmitter en receiver).
De transmitter zendt de laserpulsen de ruimte in.
Als er lichtstralen op een object botsen worden ze weerkaatst naar de receiver van de sensor. Dankzij het meten van de tijd tussen het moment dat de zender een laserpuls uitstuurt en het moment dat diezelfde straal terug op de ontvanger terechtkomt kan de rekeneenheid van de LIDAR berekenen hoever het object van de sensor verwijderd is.
Om een goed beeld te verkrijgen moet het dit proces aan een zeer hoge snelheid gebeuren, zo’n 100.000 keer per seconde.